Woorden die ergens naar klinken

Wie een tweede taal leert moet de woorden domweg uit het hoofd leren. Het is maar toevallig dat Nederlanders een eend ‘eend’ noemen en niet ‘canard’. Als dat niet zo was zouden alle talen wel hetzelfde klinken.

Maar sommige woorden klinken wel ergens naar. Het woord ‘kwak’ lijkt op het gekwaak van een eend – al zeggen Deense eenden ‘rap’ en Roemeense eenden ‘mak’. Woorden als ‘boem’, ‘plons’, ‘sissen’ en ‘toeter’ zijn klanknabootsingen of onomatopeeën, waarbij het woord de klank nabootst.

Er zijn talen die veel van dat soort woorden hebben. Die woorden bootsen niet alleen na hoe iets klinkt, ze kunnen ook een manier van bewegen of zelfs een gevoel oproepen. In de Afrikaanse taal Ewe heet een eend een ‘dabodabo’, vanwege het waggelend lopen van het dier. Het Japanse woord ‘ira-ira’ betekent ‘ongeduldig’ en klinkt ook wat ongeduldig. Het Japans heeft duizenden woorden met klanksymboliek of iconiciteit (een verband tussen klank en betekenis).

Helpt klanksymboliek bij het leren van een tweede taal? Onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen lieten Nederlandse proefpersonen achtendertig Japanse ‘nabootswoorden’ leren. Bij de helft van de woorden kregen ze de correcte betekenis, zoals ‘buku-buku’ = ‘dik’ of ‘uki-uki’ = ‘blij’. Bij de andere helft van de woorden kregen de proefpersonen juist de tegenovergestelde (foute) betekenis aangeleerd, bijvoorbeeld ‘uki-uki’ = ‘verdrietig’.

De woorden met de correcte ‘iconische’ betekenis waren inderdaad makkelijker te onthouden. De tweedetaalleerders scoorden hoger op woorden met de juiste betekenis (86% goed) dan op de woorden met de tegenovergestelde betekenis (72% goed). Kennelijk helpt het als de klank van een woord past bij de betekenis.

Wanneer vinden we nou dat klanken passen bij een betekenis? Het heeft iets te maken met de bewegingen die je mond en tong maken. Een ‘ronde’ klanken als ‘oe’ hoort bijvoorbeeld bij ronde dingen, terwijl ‘ie’ scherper en hoekiger klinkt. We associeren de klinkers ‘ie’ en ‘aa’ met klein en groot, waarschijnlijk door het verder opensperren van de mond bij  ‘aa’. Dit soort ‘wetten’ van klanksymboliek zijn volgens sommige wetenschappers universeel (en dus niet voor elke taal anders).

Toch is niet iedereen ervan overtuigd dat klanksymboliek taaloverstijgend is – en daarmee nuttig voor tweedetaalleerders. Noriko Kawasaki en haar collega’s onderzochten Japanse woorden die de manier van lachen of lopen uitdrukken. ‘Kusu-kusu’ betekent bijvoorbeeld zoiets als ‘in jezelf lachen’ of ‘giechelen’. Japanners en Engelsen (die geen Japans kenden) moesten de woorden beoordelen op verschillende schalen, zoals ‘groot – klein’, ‘mannelijk – vrouwelijk’ of ‘rustig – opgewonden’.

Bij sommige woorden kwam het oordeel aardig overeen: ‘kusu-kusu’ werd zowel door Japanners als door Engelsen geassocieerd met ‘rustig’, ‘ingehouden’, ‘zacht’, ‘vrouwelijk’ en ‘dichte mond’. Ook ‘toko-toko’ ging goed; het bootst na hoe een klein persoon met korte passen en harde zolen snel en energiek op een harde ondergrond loopt. Maar bij andere woorden hadden alleen de Japanners de juiste associatie: bij ‘kosun-kosun’ dachten ze aan de manier van lopen van een zwaar persoon die de vloer laat trillen. Soms is klanksymboliek dus willekeurig en taalspecifiek. Die woorden moet je dus gewoon uit je hoofd leren.

Annemarie Kerkhoff

Annemarie Kerkhoff is een gepromoveerd taalwetenschapper, gespecialiseerd in eerste en tweede taalverwerving. Ze heeft als docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht gewerkt en is nu freelance wetenschapsjournalist.

Bronnen

Gwilym Lockwood, Mark Dingemanse & Peter Hagoort. (2016). Sound-Symbolism Boosts Novel Word Learning. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 42: 1274–1281.

Iwasaki Noriko, David P. Vinson & Gabriella Vigliocco, G. (2007). What do English Speakers Know about gera-gera and yota-yota? A Cross-linguistic Investigation of Mimetic Words of Laughing and Walking. Japanese Language Education around the Globe, 17: 53–78.