“Never waste a good crisis”, las ik ergens. Het blijkt een uitspraak van Winston Churchill te zijn geweest. Met die wijsheid en dankzij de coronacrisis ben ik eindelijk begonnen aan het 700 pagina’s dikke boek Capital au XXIe Siècle van Thomas Piketty. De schrijver is inmiddels een levende legende en heeft ook alweer een nieuwe superpil van een boek (Capital et Idéologie) geschreven met opnieuw gedegen, tot in de puntjes onderbouwde argumenten waarom de welvaartsongelijkheid aangepakt moet worden.
Zoals alle grote Franse denkers, en zoals ook de meeste gewone Franse mensen trouwens, is de theoretische onderbouwing van wezenlijk belang om gehoord en geloofd te worden. Frankrijk is in tegenstelling tot Nederland een land waar deductief redeneren (= principes eerst) gebruikelijk is. Dit betekent dat je begint met de theorie. Vaak is dat 80% van je werk. Volgens een strakke structuur, naar het voorbeeld van de filosoof Descartes (1596-1650), begin je met een hypothese, dan een these en antithese, om daarna te eindigen met de synthese gevolgd door de conclusie. Dat is precies hoe Piketty zijn boek heeft aangepakt.
In Nederland wordt een probleem meestal vanuit een compleet andere richting aangevlogen, namelijk de oplossing. Je begint met een idee of utopie en zet in een samenvatting of de opsomming van standpunten uiteen hoe je de uitwerking voor je ziet. De wetenswaardige bronnen of studies volgen daarna of zelfs in de voetnoten. Je hebt geen tijd te verliezen. Het moet vooral praktisch zijn. Dat heet inductief redeneren (= toepassing eerst).
Dit cultuurverschil wordt fantastisch geïllustreerd door de titel van het boek van Rutger Bregman: ‘Gratis Geld Voor Iedereen’ (200 pagina’s). Bregman is de Nederlandse Piketty. Ze beogen exact hetzelfde als het gaat over de ongelijkheid tussen arm en rijk en de enorme problemen die dat met zich meebrengt; niet alleen voor de armen, maar net zo goed voor de rijken. Hun conclusie en oplossing is dezelfde. Ze zijn het met elkaar eens.
Het verschil is dat Rutger Bregman begint met de oplossing, nl. gratis geld voor iedereen. Dat zou Piketty nooit doen. Het zou in Franse ogen, en in nog veel meer andere landen met het Principe-Eerst-Beginsel, ongelofelijk dom en patserig overkomen. Je kunt de Fransen op deze manier niet overtuigen van jouw mening of jouw gelijk. Andersom denken Nederlanders en ook de inwoners van Angelsaksische landen met het Toepassing-Eerst-Beginsel over Piketty: “Wanneer kom je nou eindelijk eens “to-the-point !”
Zo, laat ik nu dan ook ‘to-the-point’ komen en een tip geven voor iedereen die wil samenwerken met Fransen. Houd rekening met het Principe-Eerst-Beginsel! Wat overtuigend is voor jou, uit het land van het Toepassing-Eerst-Beginsel, is niet overtuigend voor je Franse zakenpartner. Je verhaal, je onderbouwing, de achtergrondinformatie, je theorie is van cruciaal belang voor het slagen van de samenwerking. Kom dus niet te snel ‘to-the-point’, ga niet voor een quick-win. Dat werkt misschien wel in Nederland, maar niet in Frankrijk. Logischerwijs gun je dan ook je Franse zakenpartner rustig de tijd om zijn standpunt te onderbouwen. Idealiter zouden beide partners een beetje kunnen opschuiven naar het midden, zodat er, ipv de 80/20 verdeling, 50% theorie en 50% pragmatiek in de communicatie komt.
Ik wens jou veel succes en geef je nog één uitspraak van Descartes mee : “La raison est la seule chose qui nous rend homme”, Het kunnen redeneren is het enige wat ons menselijk maakt.
Fabienne van Dillen, senior trainer Frans en Nederlands
Fabienne is geboren in het Franstalige deel van België vlakbij Luik en woonde jarenlang in Parijs en Nice. Ze heeft een lesbevoegdheid voor de Franse en Engelse taal en studeerde Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Ze werkte als international marketeer voor multinationals in Parijs en Amsterdam en leidde een marketing- en communicatiebureau. Fabienne ontwikkelt als strateeg samen met creatieve teams marketing- en reclamecampagnes en adviseert bedrijven over zakendoen in Nederland en Frankrijk. Het is haar missie om de Franse taal populairder te maken bij een zo breed mogelijke doelgroep.