Waarom zeggen we wel ‘het bruine paard’ maar niet ‘een bruine paard’? De meeste moedertaalsprekers kunnen niet zeggen waarom het ‘een bruin paard’ moet zijn. Dat hoeft ook niet: ze hebben de regel niet nodig. Dit soort kennis is onbewust of impliciet: je weet wel hoe het moet, maar niet wat de regel is. Je weet niet eens dat je het weet.
Krijgen mensen ook onbewuste kennis van een tweede taal? De bekende hoogleraar Stephen Krashen dacht van niet. Kinderen ‘verwerven’ hun eerste taal automatisch en zonder enig besef van regels (‘acquisition’), terwijl mensen een tweede taal ‘leren’ door expliciete instructie (‘learning’).
Maar volwassenen kunnen wel op de ‘natuurlijke’ – impliciete – manier een tweede taal leren. Zo is de Spaanse volgorde van bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord (‘el caballo blanco’) makkelijk te leren. En Spaanstaligen die Nederlands leren pikken ‘onze’ volgorde (‘het witte paard’ ) ook snel op. Daar is eigenlijk geen instructie voor nodig.
En tweedetaalleerders kunnen zelfs ingewikkelde regels impliciet leren. Patrick Rebuschat en John Williams van de Universiteit van Cambridge lieten Engelse proefpersonen een half uur naar zinnen luisteren met een Duitse woordvolgorde (“Yesterday bought John the newspaper in the supermarket” of “Peter repeated today that the movers his furniture scratched”). De proefpersonen hoefden alleen maar te letten op de betekenis van de zinnen. Er waren namelijk ook rare zinnen bij, zoals “Cate confessed today that her horse the corridor murdered”.
Pas na afloop van de training kregen de proefpersonen te horen dat er een bepaald systeem in de woordvolgorde zat. De onderzoekers waren benieuwd of de Engelsen onbewuste kennis over de volgorde hadden opgedaan. In dat geval zouden ze verschil moeten maken tussen (nieuwe) grammaticale zinnen en “ongrammaticale” zinnen met een verkeerde woordvolgorde (“After dinner Chloe an old car with her savings bought”). De wetenschappers vroegen dus aan de proefpersonen of de testzinnen grammaticaal waren. Wat bleek? Proefpersonen zeiden vaker ‘ja’ bij grammaticale zinnen (71%) dan bij ongrammaticale zinnen (47%). Iets hadden ze dus wel geleerd. Maar niet een van de proefpersonen kon zeggen wat de regels waren. Ze leken dus eigenlijk op eerstetaalleerders.
Is expliciete instructie dan wel nodig? Dat ligt aan het soort regel. Als iets vaak fout gaat – en relatief makkelijk uit te leggen is – kun je met instructie het leren enorm versnellen. En je kunt er ook ingesleten fouten mee voorkomen. Een goede taaltrainer legt dus uit wanneer je ‘bruin’ zegt (alleen bij ‘het’-woorden na het onbepaalde lidwoord ‘een’). Zo weet je als cursist ineens meer dan een moedertaalspreker.
Bron:
Rebuschat, Patrick, and John N. Williams. “Implicit and explicit knowledge in second language acquisition.” Applied Psycholinguistics 33.4 (2012): 829-856.
Annemarie Kerkhoff
Annemarie Kerkhoff is een gepromoveerd taalwetenschapper, gespecialiseerd in eerste en tweede taalverwerving. Ze heeft als docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht gewerkt en is nu freelance wetenschapsjournalist.