‘Wie nooit een fout heeft gemaakt heeft nooit iets nieuws geprobeerd’ luidt de bekende uitspraak van Einstein. Fouten maken is leerzaam – maar geldt dat ook voor fouten in een tweede taal? Vooral geschreven werk wordt vaak nagekeken om fouten op te sporen. Maar is nakijken wel nuttig?
Volgens de Amerikaanse taalwetenschapper John Truscott is het nakijken van schrijfopdrachten nutteloos. Sterker nog, het corrigeren van geschreven teksten werkt averechts – tweedetaalleerders gaan er juist minder snel en vloeiend van schrijven. Of ze gaan simpeler teksten schrijven om fouten te vermijden. Truscott is hoogleraar aan de Tsing Hua Universiteit van Taiwan en expert op het gebied van tweedetaalonderwijs. In een opzienbarend artikel uit 1996 beweerde hij voor het eerst dat correctie niet helpt. Tweedetaalleerders leren nu eenmaal geen grammatica van expliciete feedback. Het corrigeren kost alleen maar tijd die beter anders besteed kan worden, bijvoorbeeld door meer te oefenen. Is Truscott gewoon een luie docent? Of heeft hij gelijk?
Volgens tegenstanders van Truscott snapt iedereen met gezond verstand dat nakijken nuttig is. Het moest alleen nog bewezen worden. Wat volgde was een hoos van studies naar het nut van feedback in het tweedetaalonderwijs.
Maar zo eenvoudig was dat nut niet te bewijzen. Als er effect werd gevonden van feedback hadden onderzoekers vaak twee versies van dezelfde tekst vergeleken (voor en na het nakijken). En de vraag is natuurlijk of feedback leerwinst oplevert op de lange termijn, bij het schrijven van nieuwe stukken.
Truscott bleef dus volhouden dat nakijken geen zin heeft. Samen zijn collega Angela Yi-ping Hsu deed hij ook een experiment. De helft van een groep studenten kreeg indirecte feedback, waarbij fouten alleen onderstreept werden (de student moet de fout dan zelf verbeteren). De andere helft kreeg helemaal geen feedback. De studenten leerden niet van de indirecte feedback. Want toen de tweedetaalleerders een week later een nieuwe tekst moesten schrijven was er geen verschil in aantal fouten tussen de twee groepen studenten.
Toch laten de nieuwste studies wel degelijk een effect van correctieve feedback zien, ook bij nieuwe teksten. Wat blijkt? Correctie werkt goed als het gericht is op één specifiek soort fout (gefocuste feedback), bijvoorbeeld alleen fouten met het lidwoord.
Daarnaast maakt het uit welk soort feedback je geeft. Catharine van Beuningen van de Universiteit van Amsterdam laat zien dat feedback op alle fouten ook nuttig kan zijn, zolang je maar directe feedback geeft op grammaticale fouten – daarbij krijgt de leerder dus meteen de correcte vorm te zien. Meertalige scholieren uit de Randstad maakten hierdoor minder grammaticale fouten in het Nederlands (bijvoorbeeld in zinsstructuur). Die leerwinst was er ook in nieuwe teksten. En ze gingen er niet simpeler van schrijven. Indirecte feedback (het enkel aanwijzen van de fout) was ook wel nuttig, maar alleen voor niet-grammaticale fouten (zoals spelfouten).
Uit de nieuwste studies komt nog een belangrijk inzicht: tweedetaalleerders moeten wel iets doen met de feedback. Correctie op een tekst is alleen nuttig als leerders die tekst daarna moeten herschrijven. Dus is het toch waar: van (verbeterde) fouten kun je leren.
Annemarie Kerkhoff
Annemarie Kerkhoff is een gepromoveerd taalwetenschapper, gespecialiseerd in eerste en tweede taalverwerving. Ze heeft als docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht gewerkt en is nu freelance wetenschapsjournalist.
Bronnen
Truscott, J. (1996). The case against grammar correction in L2 writing classes. Language Learning, 46: 327-369.
Truscott, J. & Hsu, A.Y. (2008). Error correction, revision, and learning. Journal of Second Language Writing, 17: 292-305.
Van Beuningen, C. (2009). De rode pen werkt! Over het effect van correctieve feedback op de schrijfvaardigheid van tweedetaalleerders. In B. Bossers (Ed.), Vakwerk 6: achtergronden van de NT2-lespraktijk: lezingen conferentie Hoeven 2010 (pp. 75-88). Amsterdam: BV NT2.