Met Pasen eten we een ei van een hen, hun, eh…?

Als ik wandel met een vriendin en haar zinnen beluister, als ik een mail van mijn tante krijg, als ik een praatprogramma in de vooravond kijk, of als ik mijn eigen teksten herlees, valt mijn oog (…of oor) soms op een taalfoutje.

Erg? Nee, helemaal niet, verre van dat. Taal is aan wijzigingen onderhevig en de bijbehorende taalregels veranderen dus. De boodschap komt meestal wel over, met of zonder een foutje. Toch blijf ik het leuk vinden om de spelregels van het Nederlandse taalspel te kennen. Voor wie daar ook behoefte aan heeft, hieronder drie – wellicht vergeten – regels.

Eerst een klein testje. Zijn de volgende zinnen goed of fout en waarom?

1. Ik geef hun een paar voorbeelden van goede zinnen.
2. Ik besef me terdege dat taal aan verandering onderhevig is.
3. Bovendien wil ik ook nog even meegeven dat een foutloze brief niet altijd beter is dan een brief met een enkel foutje.

Hieronder de uitleg van deze drie zinnen, waarvan de laatste twee trouwens een foutje bevatten.

Bij de eerste zin gaat het om het verwarrende verschil tussen hun en hen. Deze regel is ooit doelbewust bedacht om het verschil tussen de maatschappelijke klassen nog wat uit te vergroten. Een regel dus die niet heel natuurlijk overkomt. Toch is het niet heel moeilijk om hun of hen correct te gebruiken. Je schrijft grofweg gezegd hun als het derde naamval is en hen als het vierde naamval is. Ook is er een regel die zegt: na een voorzetsel gebruik je hen. Een ander trucje lukt ook vaak. De kunst is dan om hun te vervangen door een voorzetsel met hen. Kijk maar:

  • Ik geef de appel aan hen.
  • Ik geef hun de appel.
  • Ik luister naar hen.
  • Ik hoor hen.
  • Pjotr stuurt een mail aan hen.
  • Pjotr stuurt hun een mail.
  • Ik geef hun (of aan hen) een paar voorbeelden van goede zinnen.

Vind je deze regel te ingewikkeld? Geen nood, het is tegenwoordig zeker geaccepteerd om ze te gebruiken. Dat betekent dat je bijvoorbeeld ook kunt kiezen voor:

  • Ik geef ze de appel.
  • Ik hoor ze.

De tweede zin bevat een zogenaamd contaminatiefoutje. Een contaminatie is een fout die ontstaat als je twee zinnen of zinsdelen foutief aan elkaar plakt. Een bekend voorbeeld is optelefoneren. Je belt iemand op of je telefoneert met iemand. De spellingschecker haalt deze fout er wel uit, maar in zin 2 blijft de fout zitten. Ik besef me… de fout ontstaat ook hier door een mix van twee goede woorden of woordparen. Beseffen bestaat en zich realiseren ook. Zich beseffen bestaat echter niet. Ik besef terdege dat … zou dus correct zijn óf je kiest voor Ik realiseer me terdege dat …

De derde zin is een oude bekende van iedereen denk ik. Het woord tautologie doet vast wel een belletje rinkelen. Een tautologie betekent dat je twee keer hetzelfde zegt. Bovendien en ook betekenen min of meer hetzelfde. De oplossing voor deze stijlfout is simpel: schrap een van de twee. Bovendien wil ik ook nog even meegeven dat … Bovendien wil Ik wil ook nog even meegeven dat …

En ander bekend voorbeeld van een tautologie is maar en echter.

Er wordt beweerd dat die stoel design is en deze namaak, maar ik zie echter geen verschil. =>
… maar ik echter zie geen verschil.
maar ik zie echter geen verschil.

Een weekje voor Pasen hebben we hen gesproken en hun gezegd dat we met Pasen bij hen eten. Als we maar geen hen eten. 🙂

Paula van der Kolk, senior trainer Nederlands