Aan de praat krijgen

‘Ik krijg hem niet aan het praten’ zegt mijn niet-Nederlandse man over een boormachine. ‘Boormachines kunnen niet praten’ zeg ik – maar ik weet wat hij bedoelt: ‘Ik krijg hem niet aan de praat’. Taal zit vol met dit soort vaste of idiomatische uitdrukkingen – verwarrend voor een tweedetaalleerder, want ‘aan het praten’ klinkt beter maar is toch fout.

Idiomatische uitdrukkingen lijken op normale zinnen, maar je kunt de woorden niet zomaar veranderen. Vaste uitdrukkingen gedragen zich eerder als woorden. De Britse hoogleraar John Sinclair is bekend geworden met zijn ‘Idiom Principle’: idiomatische uitdrukkingen zijn (semi)-vaste woordcombinaties die je als één geheel uit je geheugen kunt opdiepen. Handig en efficient dus, ook voor de luisteraar – die herkent deze combinaties makkelijker. Zo bleek dat mensen sneller een vaste combinatie herkennen (‘kick the bucket’) dan een vergelijkbare ‘vrije’ combinatie (‘fill the bucket’).

Idiomatisch taalgebruik komt veel voor. Naar schatting bestaat meer dan de helft van ons taalgebruik uit vaste en halfvaste woordcombinaties, waaronder spreektaal (‘bij wijze van spreken’) en collocaties (twee woorden die vaak samen voorkomen, zoals ‘klaarlichte dag’ of ‘broad daylight’). Volgens Sinclair kunnen moedertaalsprekers juist zo vloeiend spreken en schrijven omdat ze veel ‘geprefabriceerde’ woordcombinaties gebruiken – grammatica is daarvoor niet nodig. Het is dus niet zo gek dat tweedetaalleerders minder vloeiend klinken: daar is een grote verzameling van opgeslagen brokken taal voor nodig.

Tweedetaalleerders die meer vaste uitdrukkingen gebruiken klinken vloeiender – dat bleek bijvoorbeeld uit een studie van Frank Boers en zijn collega’s uit 2006. De onderzoekers verdeelden een groep Nederlandse studenten in tweeën: 15 studenten leerden Engels op de gewone manier, met veel aandacht voor losse woorden en grammatica. Een experimentele groep van 17 studenten werd juist steeds gewezen op vaste woordcombinaties en idiomatische uitdrukkingen. Na 22 uur onderwijs werden de studenten geinterviewd en beoordeeld door twee docenten Engels die niets wisten over het experiment. De experimentele groep klonk volgens de docenten vloeiender – en de studenten uit die groep gebruikten ook daadwerkelijk meer idiomatische uitdrukkingen.

Het is dus nuttig om veel tijd te steken in het leren van idiomatisch taalgebruik. Maar het is ook moeilijk te leren, vooral als de letterlijke betekenis van een uitdrukking weinig verraadt over de figuurlijke betekenis (‘het loodje leggen’). Wat kan een taaltrainer doen?

Volgens Boers en anderen helpt het om uitleg te geven over de etymologische herkomst van uitdrukkingen (‘barking up the wrong tree’ komt uit de vossenjacht met honden). Het helpt ook om de uitdrukking concreter en visueler te maken (denk bijvoorbeeld bij ‘having something up one’s sleeve’ aan een goochelaar) of aandacht te vestigen op veelgebruikte metaforen (bijv. hitte en woede, zoals in ‘to let off steam’).

En tenslotte kan de taaltrainer wijzen op culturele verschillen: zo hebben het Engels en het Nederlands veel uitdrukkingen uit de scheepvaart (‘to show someone the ropes’, ‘het over een andere boeg gooien’). Maar ‘to turn the corner’ is weer iets heel anders dan ‘het hoekje omgaan’. Als Nederlanders ‘de boot missen’ missen Fransen de bus (‘rater le coche’). En je kunt Duitse machines wel ‘zum laufen’ brengen maar niet ‘aan de praat’.

Annemarie Kerkhoff

Annemarie Kerkhoff is een gepromoveerd taalwetenschapper, gespecialiseerd in eerste en tweede taalverwerving. Ze heeft als docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht gewerkt en is nu freelance wetenschapsjournalist.

Bronnen

Boers, F., Demecheleer, M. & Eyckmans, J. (2004). Etymological elaboration as a strategy for learning idioms. In P. Bogaards & B. Laufer (Eds.), Vocabulary in a second language: selection, acquisition and testing (pp. 53-78). Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins.

Boers, F., Eyckmans, J., Kappel, J., Stengers, H., & Demecheleer, M. (2006). Formulaic sequences and perceived oral proficiency: Putting a lexical approach to the test. Language teaching research, 10(3), 245-261.

Sinclair, J. (1991). Corpus, concordance, collocation. Oxford: Oxford University Press.