Hij / he

Ik geloof in leven na de dood. Zeven keer kom je terug en dan is het klaar. Denk ik. Ik heb helaas geen harde bewijzen. Overigens, dit is geen column over spiritualiteit, het gaat wel degelijk over taal, maar ik heb een inleiding nodig.

In een volgend leven hoop ik namelijk weer terug te komen als Nederlander. Dat is niet vanwege oerhollandse nationalistische gevoelens zoals de tulp, de klomp en Gordon, maar vanwege het simpele feit dat ik er niet aan moet denken om terug te komen als een Griekse die naar Nederland wordt uitgezonden voor haar werk. Het zal je gebeuren dat je in slechts een paar maanden tijd de Nederlandse taal moet leren.

Het Nederlands kun je het beste met de paplepel ingegeven krijgen. Dan denk je namelijk niet na over de talloze gekkigheden die het Nederlands eigen is. Laten we voor de aardigheid eens de persoonlijke voornaamwoorden onder de loep nemen. Te beginnen met de onderwerpsvorm, tenslotte ook het onderwerp waar meestal mee wordt gestart in de eerste les Nederlands voor Anderstaligen.

Voor het gemak ga ik de persoonlijke voornaamwoorden vergelijken met de Engelse en Franse:

I   Je   Ik  
You   Tu   Jij/je [u]
He/she/it   Il/elle   Hij/zij (ze)/het
           
We   Nous   Wij/we  
You   Vous   Jullie [u]
They   Ils/elles   Zij/ze  

 

In de Engelse taal houden ze het redelijk overzichtelijk, alhoewel het jammer is dat ze voor de tweede persoon enkelvoud en meervoud dezelfde vorm gebruiken. Dat is toch verwarrend, of zie ik dat verkeerd? Daarnaast is het gebrek aan een formele vorm opmerkelijk voor de enigszins hiërarchisch ingestelde Brit.

De Franse taal heeft het prima geregeld. Lekker overzichtelijk met voor iedere variant een ander woord. Daarnaast wordt de derde persoon meervoud ils/elles heel simpel gevormd door het meervoud te maken van de derde persoon enkelvoud il/elle. Bedenk dat maar eens! Voor de formele vorm hebben ze voor vous gekozen. De Fransen hadden van mij een tien en een griffel gekregen als ze daar een ander woord voor hadden bedacht, maar misschien zit ik nu een beetje te zeuren. We zijn er in ieder geval dusdanig van onder de indruk dat we in het Nederlands spreken van vousvoyeren en tutoyeren. Ik zou zeggen; had nog meer lessen uit die mooie Franse taal getrokken, maar helaas.

Nee, dan het Nederlands. Jij/je, zij/ze, wij/we. Waarom dubbele vormen? Ik vind het bijzonder. Wat vind jij? Vind je het ook bijzonder? Ik leg mijn cursisten altijd uit dat het heel makkelijk is. Dat is natuurlijk niet zo, maar dat zeg ik om te overleven want anders haken de cursisten al bij les 1 af.  ‘Ja, we kennen veel vormen, maar dat heeft alles te maken met nadruk. De Nederlander legt graag ergens de nadruk op, soms gebruikt die daar zelfs zijn wijsvinger bij. En de vorm met nadruk is de ij-vorm. Zij gaat naar huis voelt toch iets anders dan ze gaat naar huis,’ leg ik dan glimlachend aan mijn cursisten uit, om optimistisch te vervolgen met: ‘Maar je mag beide vormen gebruiken, hoor!’ (Dat is trouwens niet helemaal waar en de redactrice die mijn boeken redigeert denkt hier ook heel anders over, maar dit terzijde.)

Ik heb mezelf overigens wel honderdduizend keer de vraag gesteld waarom er een zij/ze bestaat, maar slechts een hij. Om de een of andere duistere reden kent de derde persoon enkelvoud mannelijk slechts de ij-vorm. De vorm met nadruk. Is dit het gevolg van een mannelijk dominantie-dingetje in onze taal? Naast hé en hè (respectievelijk uitdrukkingen om aandacht te vragen en verbazing/vraag te uiten) was er toch nog wel plek voor een niet-benadrukte man in de vorm van he? Ik vind dat bijzonder. Wat vindt hij? Vindt he het ook bijzonder? Niks mis mee, toch? Maar nee, de Nederlandse man is altijd met nadruk.

Om een en ander een beetje te compenseren is er waarschijnlijk besloten om de derde persoon meervoud vrouwelijk te maken. Ik vind dat opmerkelijk. Wat vinden zij? Vinden ze het ook opmerkelijk? Een groep mensen is in het Nederlands per definitie vrouwelijk. Ook als het alleen maar mannen zijn. De Fransen denken daar dan weer net iets anders over. Ze zaten op de logische weg met hun ils/elles, maar als er in een groep ook maar één man is, gaan ze onmiddellijk over op ils. Dat noem ik niet zichtbare ondergrondse mannelijke dominantie.

Qua genderneutraliteit valt er dus nog wel wat te winnen binnen de taal. Dat we ondertussen ook nog eens de de-woorden hebben onderverdeeld in mannelijk en vrouwelijk ontgaat gelukkig de meeste mensen. Het bedrijf en zijn mensen. De organisatie en haar mensen. Ik denk dat het merendeel van de Nederlanders zich hier totaal niet druk over maakt. Nee, dan mijn cursisten. Die leggen we het uiteraard haarfijn uit. Maak je geen zorgen, om het hele gedoe een beetje behapbaar te maken, wordt er in de les veel gelachen. Maar als het aan mij ligt, kom ik dus fijn terug als Nederlander. Als man, met heel veel nadruk.

Astrid Harrewijn, senior trainer Nederlands

Meer informatie over onze collega Astrid Harrewijn kunt u vinden op: http://astridharrewijn.nl/